Verhaal van Jan, zoon van bewoner Gerard
We voelen ons hier goed
In de living van ‘t Rozeke zit Jan, zoon van Gerard, in de zetel. Hij leest de krant. We groeten elkaar en merken bijna gelijktijdig op: ‘Al even geleden dat ik je zag! Hoe gaat het met jou?’
Gerard is nog op zijn kamer. Hij is net wakker. Jan vertelt dat hij hem komt halen om iets te gaan drinken in ons cafetaria. ‘Ik ben zo blij dat het cafetaria er is’, zegt Jan. ‘Met deze koude buiten is wandelen niet echt aangenaam voor onze pa. We zijn content dat we hier beneden ons pintje kunnen drinken.’
Jan vertelt dat hij graag in ons cafetaria komt, dat het er daar gezellig en familiaal aan toe gaat en dat hij – na bijna vijf jaar – toch al heel wat mensen hier in huis kent.
‘Al bijna 5 jaar dat jouw ouders hier wonen’, merk ik op. ‘Ja’, vervolgt Jan. ‘Het lijkt alsof de tijd vloog. Gelukkig voelt het nu beter dan in het begin voor mijn broers en mij. De verhuis en de eerste tijd na de verhuis hadden wij het hier soms erg moeilijk. Onze ouders zijn er altijd voor ons geweest, en dan… Ja, eigenlijk laat je ze hier achter en hoop je dat er goed voor hen gezorgd wordt.
Wat ik vooral moeilijk vond, waren de eetmomenten. Onze pa kan niet zelfstandig eten. De andere bewoners zag ik beginnen aan hun soep of patatten, maar onze pa zat daar maar met zijn bord voor zich. De medewerkers waren soms nog een andere bewoner aan het helpen. Op zo ‘n moment kon ik alleen maar hopen dat ze onze pa niet zouden vergeten. Ik hoopte ook dat hij genoeg te eten kreeg. Onze pa is altijd een harde werker geweest, dus hij kan goed eten en vooral erg genieten van zijn eten.’
‘Ik zal je zelfs meer vertellen’, gaat Jan verder. ‘Het gebeurde dat ik ‘s avonds rond half zeven langs het woonzorgcentrum fietste. Als ik dan naar zijn raam keek, waren de gordijnen soms al dicht. In het begin dacht ik dan dat hij al in zijn bed moest gaan liggen om te slapen. Dat geeft echt geen goed gevoel want thuis deed hij dat ook niet.’
Na Jan zijn bekentenis ben ik toch wel benieuwd wat maakt dat hij en zijn broers zich nu beter voelen bij de situatie. ‘Vertrouwen moet groeien, dat is toch logisch’ zegt Jan. ‘We durfden vragen waarom de gordijnen zo vroeg dicht waren en kregen een uitleg. Wij wisten in het begin ook niet helemaal hoe het leven hier in huis verloopt. Nu weten we dat hij na het avondeten eerst nog iets lekkers drinkt en snoept, even tv kijkt of soms gewoon aan de venster zit en naar buiten kijkt. Eigenlijk net zoals hij thuis ook deed.’
‘Dat is één ding, gaat Jan verder. ‘Er is ook nog het contact met de medewerkers. Gaandeweg leer je de medewerkers ook beetje bij beetje kennen. Je kan een kort babbeltje doen en ook zij delen een stuk van wie zij zijn. Na een tijd begon ik te merken dat zij onze pa écht leerden kennen. Ze vertelden ooit welke uitspraken hij gedaan had of … Weet je nog die keer dat hij zijn rolstoel zowat volledig gedemonteerd had? Awel… Dat is volledig wie hij is. Ik merkte door wat medewerkers over hem vertelden, dat hij volledig zichzelf was. En dat stelde ons gerust.’
Ondertussen komen medewerkster Vicky en Gerard de living binnen. ‘Aah, daar heb je ‘m! Dag pa!’ zegt Jan. Vicky merkt op dat Gerard een zalig middagdutje deed.
‘Kijk,’ zegt Jan, ‘Dat bedoel ik. Zie je zijn gezicht? Zie je die glimlach? Ook al kunnen wij geen gewoon gesprek meer voeren, onze pa voelt dat ik mij hier goed voel en dan is het voor hem ook goed.’